Verhalennest: verhalen schrijven voor kinderen

Stijlfiguren om je verhaal voor kinderen te versterken

Stijlfiguren zijn subtiele taalspelletjes. Het zijn technieken die een verhaal krachtiger en creatiever kunnen maken. Teksten met stijlfiguren zijn vaak ook nog eens levendig en beeldend. Er bestaan enkele tientallen stijlfiguren: elk met hun eigen effect op een verhaal. In deze blog bekijken we de meest geschikte stijlfiguren voor in kinderboeken. 

Verschil tussen stijlfiguren en stijlfouten

Stijlfouten zijn fouten in de manier waarop iets is geschreven. Het zijn bijvoorbeeld uitdrukkingen die door elkaar zijn gehaald, verkeerd gekozen woorden, of zinnen die onduidelijk worden omdat ze niet goed zijn opgebouwd. Deze fouten kunnen ervoor zorgen dat een tekst minder prettig leest of minder duidelijk is.

Een voorbeeld van een stijlfout is een contaminatie. Een contaminatie is een mix van twee uitdrukkingen of woorden. Voorbeelden van contaminaties zijn: de kaas kost duur of zich irriteren aan

Soms gebruiken schrijvers stijlfouten met opzet. Dan worden het opeens stijlfiguren en wordt er meestal geen probleem meer van gemaakt. Schrijvers kunnen stijlfouten bewust gebruiken om een tekst interessanter, grappiger of spannender te maken. 

Neem bijvoorbeeld een pleonasme. Van een pleonasme is sprake wanneer een eigenschap, die al onlosmakelijk aan een begrip verbonden is, benoemd wordt. Denk bijvoorbeeld aan: groen gras, natte regen en eerste debuut. Een pleonasme kan ook bewust gebruikt worden. Met pleonasmen kan je een tekst namelijk ook interessanter, grappiger of spannender maken.

De enorme reus stampte knetterhard over de brug.

Stijlfiguren om een verhaal sterker te maken

Voorbeelden van stijlfiguren die (wanneer ze juist gebruikt worden) een tekst nog beter of interessanter kunnen maken zijn:

Metafoor

Een metafoor is een beeldspraak waarbij je een woord of beeld gebruikt voor iets anders, omdat er een overeenkomst is. Hoe beter de overeenkomst, hoe beter de beeldspraak. Metaforen helpen abstracte ideeën begrijpelijker te maken.

Kaat is het zonnetje in huis.

Hij heeft zijn mooie tuin te danken aan de groene vingers van Marie.

Hyperbool

Een hyperbool is een ideaal stijlfiguur om flink mee te overdrijven. Een hyperbool is namelijk een sterk overdreven weergave van een eigenschap, gebeurtenis, persoon of zaak.

Hij moest een eeuwigheid op haar wachten.

Ik heb een invasie aan mieren op m’n aanrechtblad.

Mama vroeg haar 1000 keer wat ze wilde eten.

Oxymoron

Een oxymoron is een combinatie van twee woorden die eigenlijk tegenovergestelde betekenissen hebben, maar toch samen een idee vormen dat grappig of bijzonder is. Een oxymoron laat de tegenstrijdigheid en complexiteit van een situatie zien, of stimuleert een lezer wat dieper na te denken.

Toen Daan de zaal binnenkwam viel er een oorverdovende stilte.

Paraleipsis

Een paraleipsis: wanneer je iets benadrukt, juist door te zeggen dat je het er niet over wil hebben. Met een paraleipsis kan een deel van de tekst benadrukt worden, maar het kan ook ironie herbergen.

Ik bedoel niet dat Piet dom is, maar dit was niet erg handig van hem.

Ik zal maar niet zeggen hoe lang ik erover gedaan heb om dit boek te schrijven.

Polysyndeton

Van een polysyndeton is sprake wanneer meerdere woorden, zinsdelen of zinnen achter elkaar geplaatst worden met steeds hetzelfde voegwoord. Op deze manier worden de elementen, die opgesomd worden, benadrukt.

Ik heb vanochtend afgewassen en opgeruimd. En stof gezogen. En ook nog de bedden verschoond.

Wil je een koekje of een appel of een boterham? Of liever iets anders?

Asyndeton

Een asyndeton: wanneer meerdere woorden (of zelfs zinsdelen en hele zinnen) direct achter elkaar geplaatst worden zonder voegwoorden. Vaak worden zinnen met een asyndeton sneller of krachtiger.

Dit huis is koud, leeg, eng. 

Ik kwam, ik zag, ik overwon (‘veni, vidi, vici’). 

Kortom

Door stijlfiguren toe te passen kun je een kinderboek sterker en aantrekkelijker maken.

Moos liep door het bos. De bomen waren reuzen, met takken die de lucht aanraakten. Hij zag de vogels in de boomtoppen. Hun veren hadden alle kleuren van de regenboog. Moos wandelde eindeloos lang. Totdat de zon onderging. Nog even en hij zou geen hand voor ogen meer zien. Moos werd onrustig en begon harder te lopen. En nog harder. En nog harder. Even dacht hij dat hij in geen 100 jaar meer de weg terug naar huis zou vinden. Hij was verdwaald. Nu begon het ook nog te regenen. Het kwam met bakken uit de lucht! Wat een pech. Al snel was Moos nat, koud, bang. 

Dat was een oefeningetje ‘hoe prop ik zoveel mogelijk stijlfiguren in één alinea’. De alinea staat natuurlijk vol onzin en leest niet lekker, maar het laat wel zien hoe je met stijlfiguren kunt spelen. Toch geldt (net zoals bijvoorbeeld bij het toepassen van show, don’t tell en herhalingen): overdrijf het gebruik van stijlfiguren niet.