Een boek valt of staat met de karakters. Heb je een fantastisch verhaal bedacht, maar zijn je personages slecht uitgewerkt of gewoon helemaal niet boeiend? Helaas pindakaas. De kans dat je de nieuwste bestseller hebt geschreven is niet zo groot. Als je een kinderboek schrijft, is het ontzettend belangrijk dat je karakters spannend en geloofwaardig zijn. Je personages moeten een verhaal vertellen waar kinderen zich helemaal in kunnen verliezen. Maar boeiende karakters creëren: hoe doe je dat? Hoe ontwikkel je een personage? De antwoorden op deze vragen vind je hier.
Wat is een boeiend karakter?
Je personages moeten niet alleen de fantasie van kinderen prikkelen, maar ze moeten ook leuk en geloofwaardig zijn. Als kinderen zich kunnen identificeren met de personages, voelen ze zich meer verbonden met het verhaal en beleven ze alles samen met hen. Ze lachen om dezelfde grapjes, voelen dezelfde spanning en begrijpen de emoties van de personages beter.
Herkenbaar personages hoeven niet perfect te zijn; tekortkomingen maken ze juist geloofwaardiger en dieper. Maak je personage onvergetelijk met een unieke persoonlijkheid of een bijzondere eigenschap, zodat ze blijven hangen in het hoofd van de lezer. Het draait om het creëren van personages die echt en driedimensionaal aanvoelen!
Relaties tussen karakters en soorten karakters
Ook de relaties tussen de personen in je verhaal zijn belangrijk. Vinden ze elkaar leuk of doen ze alleen alsof? Misschien hadden ze vroeger een speciale band of een vriendschap, of is er een spanning. Laat dit zien tijdens een ruzie of laat ze erover praten met een ander personage. Bij het ontwikkelen van de relaties tussen personen is het ook goed om na te denken over het soort karakters dat je gebruikt. Je komt vaak meerdere soorten personages tegen in verhalen:
- Protagonist: dit is degene die alles meemaakt en het verhaal vooruit duwt. De protagonist groeit of verandert vaak tijdens het verhaal. Vaak is de protagonist ook de hoofdpersoon in een verhaal. Maar dit hoeft niet. Soms volg je het verhaal door de ogen van iemand anders. In het geval van de Disney film ‘Frozen’, is Anna bijvoorbeeld de hoofdpersoon, terwijl Elsa de protagonist is. Centraal staan Elsa’s krachten en haar innerlijke strijd, terwijl Anna een groot avontuur beleeft en haar probeert te helpen.
- Hoofdpersonage: het karakter waar een verhaal om draait. Je ervaart het verhaal door de ogen van deze persoon. Maar de hoofdpersoon is dus niet altijd de protagonist.

- Antagonist: de slechterik van het verhaal. De antagonist staat tegenover de protagonist en zorgt voor het nodige drama en houdt de spanning erin.
- Bijpersonages: deze spelen een kleinere rol, maar kunnen de boel wel lekker opfleuren of een plot vooruit helpen.
- Foils: personages die juist door hun verschillen of overeenkomsten de hoofdpersoon beter laten uitkomen. Stel dat de hoofdpersoon heel dapper is, dan kan de foil juist heel bang zijn om te laten zien hoe verschrikkelijk moedig de hoofdpersoon echt is.
Ronde, platte en typische karakters
Personages kan je ook nog op een andere manier indelen. Lisette Jonkman in ‘Schrijven kreng!’ schrijft:
- Ronde karakters: belangrijke personages zijn ronde karakters. Ze hebben een dynamische persoonlijkheid en maken in de loop van het verhaal een ontwikkeling mee. Voor ronde karakters kan je een ‘karakterdossier’ aanleggen (dit is een overzicht van het karakter met informatie over eigenschappen, uiterlijk en motivaties).
- Platte karakters: maken geen of vrijwel geen ontwikkeling door. Ze zijn aan het einde bijna hetzelfde als aan het begin. Lisette Jonkman schrijft hierover: “Plat suggereert misschien dat ze saai zijn om over te lezen, maar deze personages zijn juist heel leuke toevoegingen aan het verhaal. Hoewel ze zelf geen specifieke ontwikkeling doormaken, kunnen ze wel bijdragen aan de ontwikkeling van de hoofdpersoon”.
- Typische karakters of ’typetjes’: hebben eigenlijk maar één eigenschap. Vaak dienen ze als leuke extra of “een toevoeging aan het verhaal die je hoofdpersoon de kans geeft zich te profileren”.
Intrinsieke motivatie en excentrieke motivatie
Lisette Jonkman schrijft in ‘Schrijven kreng!’ dat al je personages een bepaalde kracht hebben die hen drijft: hun overtuigingen, dromen of juist angsten. Deze kracht kan van binnenuit (intrinsieke motivatie) of van buitenaf komen (extrinsieke motivatie). Als je kijkt naar de redenen waarom personages iets doen, kun je personages maken die echt en leuk zijn. Dit maakt een verhaal beter en helpt de lezer zich met de personages te verbinden.
Intrinsieke motivatie komt van binnenin iemand en maakt een personage interessant en echt: ze doen wat ze geloven en willen. Extrinsieke motivatie komt van buitenaf en kan ervoor zorgen dat een karakter dingen doet die spannend zijn of leiden tot problemen in het verhaal. Kijk maar naar het volgende voorbeeld:
Stel je voor dat Rik iedere dag op het voetbalveld staat te oefenen. Dit geeft de indruk dat Rik stapelgek op voetbal is (= intrinsieke motivatie om naar het voetbalveld te komen). Maar misschien komt Rik alleen maar oefenen omdat hij een veeleisende vader heeft die heel boos wordt als hij een wedstrijd verliest (= extrinsieke motivatie).
Kortom
Dit was een beetje een droge blog met veel termen, maar hé, als je boeiende karakters wil creëren voor je kinderboek, moet je toch weten waar je mee bezig bent. We hebben het gehad over hoe je herkenbare en geloofwaardige personages maakt, het verschil tussen hoofd- en bijpersonages en waarom ronde karakters soms beter werken dan platte typetjes. Vergeet niet na te denken over de motivatie van je personages: wat drijft ze? Als je dit allemaal goed voor elkaar hebt, komt je verhaal tot leven!